Een voorstel van opleidingsvergoeding in lijn met het Europees recht

In het vorige deel werden de jurisprudentiële ontwikkelingen over de opleidingsvergoeding geschetst. Hieronder volgt een concrete lijst van criteria die uit de voormelde rechtspraak gedistilleerd kan worden en waaraan een systeem van opleidingsvergoedingen dient te voldoen om de toets van het Hof van Justitie te doorstaan.

Een eerste vaststelling is dat het Hof van Justitie een systeem van opleidingsvergoedingen niet a priori uitsluit. Een opleidingsvergoeding kan clubs wel degelijk aansporen om te investeren in jeugdopleiding. Het Hof van Justitie bevestigt meermaals dat de aansporing tot de opleiding van jonge spelers een legitiem doel is, gelet op het sociaal-economische belang van voetbal in de EU.

Een aantal noodzakelijke criteria

Wanneer men de eerder besproken arresten samen leest met de bijhorende conclusies van de advocaten-generaal komt men tot de volgende lijst van cumulatieve voorwaarden:

  1. Een opleidingsvergoeding is mogelijk na afloop van de opleidingsperiode bij het sluiten van een eerste profcontract bij een andere club dan de opleidingsclub.

 

  1. Een opleidingsvergoeding dient de werkelijke opleidingskost te dekken. Zowel advocaat-generaal Lenz in de zaak-Bosman als het Oberlandesgericht in de zaak-Wilhelmshaven stelt dat een opleidingsvergoeding niet berekend mag worden o.b.v. de marktwaarde van de speler in kwestie.

 

  1. Een proportioneel aandeel van de opleidingskosten van de spelers die geen prof werden, dient meegenomen te worden in de berekening van de opleidingsvergoeding. Advocaat-generaal Sharpston komt in de zaak-Bernard tot het besluit dat slechts een minderheid van de jeugdspelers in aanmerking komt voor een profcontract. Om deze minderheid zichtbaar te maken, moet een club echter een groot aantal spelers opleiden. De inspanningen voor één speler reiken m.a.w. verder dan zijn eigen opleiding. Het Oberlandesgericht stelt die voorwaarde om de onzekerheid over het verkrijgen van een opleidingsvergoeding, inherent aan een systeem dat gelinkt is aan de transfer van een speler, enigszins te milderen.

 

  1. Een opleidingsvergoeding dient evenredig verdeeld te worden over alle clubs die hebben bijgedragen aan de opleiding van de speler.

 

  1. Een opleidingsvergoeding dient evenredig verminderd te worden voor elk jaar waarin een speler na zijn opleiding bij de club blijft.

 

  1. Een systeem van opleidingsvergoedingen waarin de speler zelf moet instaan voor een deel van zijn vergoeding is mogelijk. In dat geval heeft het aandeel dat de speler moet betalen enkel betrekking op zijn eigen opleidingskosten en niet op het evenredig aandeel van de totale opleidingskost van de club, zoals uitgelegd in de tweede voorwaarde.

 

Een systeem van opleidingsvergoedingen waarin rekening gehouden wordt met bovenstaande elementen zou de geschiktheids- en proportionaliteitstoets van het Hof van Justitie kunnen doorstaan.

Zolang opleidingsvergoedingen echter gekoppeld zijn aan de internationale transfer van een speler vormen ze een belemmering van het vrij verkeer. Zoals gezegd zou een dergelijke belemmering gerechtvaardigd kunnen worden, maar dit brengt toch enige onzekerheid met zich mee.

Een alternatief mechanisme: revenue sharing

Om hieraan te verhelpen heeft de doctrine enkele alternatieve mechanismen ontwikkeld die het vrij verkeer van personen niet belemmeren.

Het meest besproken alternatief is een systeem van revenue sharing. Hierbij wordt geld verzameld in een fonds, waarna het verdeeld wordt over de clubs, afhankelijk van hun geleverde opleidingsprestaties.

Het typevoorbeeld van een dergelijk mechanisme is het jeugdfonds van Basketbal Vlaanderen. Hierin dient elke club een bijdrage te leveren waarvan de hoogte recht evenredig is met het niveau waarop de club actief is. Grotere clubs zullen dus meer inbrengen dan kleinere clubs, terwijl die laatste clubs er juist meer zullen uithalen. Op die manier werkt het systeem herverdelend. Daarnaast wordt de betaling van een vergoeding uit het fonds losgekoppeld van de transfer van een speler.

Een dergelijk mechanisme vormt geen belemmering van het vrij verkeer van personen.  Over de invoering van een soortgelijk systeem in de context van het voetbal rijzen nog enkele praktische vragen, die echter buiten het bestek van deze reeks vallen.

Besluit

Concluderend kan men stellen dat, hoewel de betaling van opleidingsvergoedingen een ingeburgerde praktijk is in het moderne voetbal, er juridisch een en ander op aan te merken valt. Doorheen de jaren heeft de rechtspraak de bestaande systemen van opleidingsvergoedingen bekritiseerd, maar tegelijkertijd criteria aangereikt om een systeem te ontwikkelen dat geschikt is om clubs aan te sporen te investeren in jeugdopleiding en dat tegelijkertijd proportioneel is tot dit doel.

Omdat een systeem gelinkt aan de transfer van een speler echter per definitie een belemmering van het vrij personenverkeer vormt, loont het om alternatieve mechanismen van opleidingsvergoedingen te overwegen.

 

 Vorige delen: Deel 1Deel 2 Deel 3