Het gebruik van het recht op afbeelding, ook wel portretrechten genoemd, is voor mening professioneel sporter een belangrijke inkomstenbron geworden.

Elke sporter, zoals elke persoon, heeft het recht op zijn afbeelding. Bij misbruik van dit recht op diens afbeelding kan de sporter zich hiertegen dan ook verzetten. Dit recht voert vlooit uit artikel 10 van de Auteurswet en de regelgeving ter bescherming van het privéleven.

Dit betekent meteen ook dat sporters hun recht op afbeelding ten gelde kunnen maken. Zo kunnen sporters in ruil voor een bepaalde som toestemming aan een derde geven om hun afbeelding te gebruiken. Dit gebeurt veelal in het kader van een sponsorovereenkomst waarbij de sporter wordt gebruikt om een bepaald product of een dienst te promoten.

Ook sportclubs en sportfederaties hebben hiervan de voordelen ingezien.  Zij laten hun sporters in bepaalde gevallen gedeeltelijk afstand doen van de eigen rechten op de afbeelding. Op deze manier kunnen zij hun publicitaire inkomsten verhogen.

Toch zijn de portretrechten van de sporter niet onbeperkt. Indien er slechts voor informatieve doeleinden van gebruik wordt gemaakt , dan kan de sporter zich hiertegen niet verzetten. Dit geldt des te meer voor meer bekende en maatschappelijk relevante sporters. Hierbij kan worden gedacht aan het publiceren van een foto in een krant of een videomontage in een nieuwsbericht. Wordt de afbeelding gebruikt voor commerciële doeleinden dan kan men zich hiertegen uiteraard verzetten en desgevallend zelfs een schadevergoeding eisen.

Zoals het zich laat raden leidt de discussie of de afbeelding voor commerciële dan wel voor informatieve doeleinden gebruikt werd regelmatig tot gerechtelijke procedures.

Zo spande Kim Clijsters een gerechtelijke procedure aan tegen het weekblad ACE. Dit weekblad had twee nummers uitgebracht naar aanleiding van de tennistornooien van Roland Garros en de US Open van 2003 en had hierbij foto’s van Kim Clijsters gebruikt.  Kim Clijsters wendde zich tot de rechtbank van eerste aanleg te Gent en eiste een schadevergoeding van de uitgever. De rechter oordeelde echter dat er moest geacht worden dat Clijsters toestemming had gegeven voor het nemen en het commercialiseren van de foto.

Het Hof van Beroep daarentegen hervormde dit vonnis en oordeelde dat het weekblad geen informatieve maar een commerciële functie had. Dat deze foto’s gebruikt konden worden voor de berichtgeving aangaande deze evenementen had niet tot gevolg dat deze foto’s konden gecommercialiseerd worden. Het Hof stelde Kim Clijsters in het gelijk en veroordeelde de uitgever tot een schadevergoeding van 10% van de omzet. De schadevergoeding werd uiteindelijk begroot op de luttele som van 790 EUR (J. DEENE, “Hof van Beroep geeft Clijsters haar portretrecht terug”, Juristenkrant 11 juni 2008, p. 171.)

Vragen omtrent uw portretrechten? Contacteer ons via het contactformulier of via sport@everest-law.be.